Spelling en interpunctie

Het belang van spellingonderwijs in het vo

Wanneer leerlingen na groep 8 binnenkomen in het voorgezet onderwijs, hebben ze in principe alle relevante leerstof op het gebied van spelling en interpunctie aangeboden gekregen. Leerlingen beheersen de leerstof echter nog niet. Onderzoek van Bonset (2007) onder enkele leden van de Vakcommunity Nederlands laat zien dat in de top tien van spellingfouten, docenten aangeven dat werkwoordspelling de meeste fouten geeft. Verder lijken veel fouten voort te komen uit het zogenaamde schrijven zoals je spreekt. Tot slot geven docenten in dit onderzoek aan dat veel leerlingen interpunctiefouten maken. 

Tussendoelen Spelling en interpunctie

Tussendoelen spelling en interpunctie

 

Tussendoelen op weg naar 1F

Tussendoelen op weg naar 2F

Tussendoelen op weg naar 3F

Algemeen

Leerlingen ontwikkelen een spelinggeweten: ze willen foutloos spellen.

Ze ontwikkelen een spelinggeweten: ze willen foutloos spellen.

Ze ontwikkelen een spelinggeweten: ze willen foutloos spellen.

Ze ontwikkelen een spellingbewustzijn: ze zijn in staat hun eigen spelling te controleren en te verbeteren met behulp van kennis van spellingregels.

Ze ontwikkelen een spellingbewustzijn: ze zijn in staat hun eigen spelling te controleren en te verbeteren met behulp van kennis van spellingregels.

Ze ontwikkelen een spellingbewustzijn: ze zijn in staat hun eigen spelling te controleren en te verbeteren met behulp van kennis van spellingregels.

Ze kennen het verschil tussen (standaard)schrijftaal en spreektaal in geschreven vorm (msn, sms) en weten in welke situatie zij schrijftaal moeten gebruiken.

Ze kennen het verschil tussen (standaard)schrijftaal en spreektaal in geschreven vorm (msn, sms) en weten in welke situatie zij schrijftaal moeten gebruiken.

Ze kennen het verschil tussen (standaard)schrijftaal en spreektaal in geschreven vorm (msn, sms) en weten in welke situatie zij schrijftaal moeten gebruiken.

Ze weten dat spellingfouten in de maatschappij, vooral bij werkwoordspelling, zwaar worden aangerekend.

Ze weten dat spellingfouten in de maatschappij, vooral bij werkwoordspelling, zwaar worden aangerekend.

Ze weten dat spellingfouten in de maatschappij, vooral bij werkwoordspelling, zwaar worden aangerekend.

Ze kennen in voldoende mate de principes die aan de Nederlandse spelling ten grondslag liggen, zoals het beginsel van de vormovereenkomst of de regels voor verdubbeling en verenkeling.

Ze kennen in voldoende mate de principes die aan de Nederlandse spelling ten grondslag liggen, zoals het beginsel van de vormovereenkomst of de regels voor verdubbeling en verenkeling.

Ze kennen in voldoende mate de principes die aan de Nederlandse spelling ten grondslag liggen, zoals het beginsel van de vormovereenkomst of de regels voor verdubbeling en verenkeling.

Ze kennen de beschikbare hulpmiddelen voor spellingcontrole en gebruiken deze ook.

Ze kennen de beschikbare hulpmiddelen voor spellingcontrole en gebruiken deze ook.

Ze kennen de beschikbare hulpmiddelen voor spellingcontrole en gebruiken deze ook.

Ze kennen de communicatieve functies van de leestekens.

Ze kennen de communicatieve functies van de leestekens.

Ze kennen de communicatieve functies van de leestekens.

Werkwoordspelling

Leerlingen beheersen de eenvoudige regels voor de werkwoordspelling.

Ze beheersen de eenvoudige regels voor de werkwoordspelling.

Ze beheersen alle regels voor werkwoordspelling, inclusief regels voor word jij en wordt je broer en homofone persoonsvorm en voltooid deelwoord (gebeurt/gebeurd).

Spelling andere woorden

Leerlingen zijn in staat woorden en woordsamenstellingen correct te spellen.

Ze zijn in staat woorden en woordsamenstellingen correct te spellen.

 

 

 

 

Ze zijn in staat leenwoorden correct te spellen.

Ze zijn in staat leenwoorden correct te spellen.

 

 

 

Ze beheersen de meeste spellingregels.

Ze beheersen de meeste spellingregels, inclusief:

- meervouden na open klinker (accu’s)

- meervouden na accent (cafés)

- verkleinwoorden na open klinker (parapluutje)

- ‘s in ‘s morgens.

- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (wollen trui)

- wel of geen meervouds–n bij zelfstandig gebruikte verwijzing naar personen/niet personen (beide mannen, ze deden dat beiden).

- wel of geen tussen–n in samengestelde woorden (pannenkoek)

- woorden waarvan je niet kunt horen hoe ze gespeld moeten worden (mouwen, mauwen).

Ze beheersen alle spellingregels inclusief de schrijfwijze van de tussenklanken–s en –en (boordevol, krantenbericht) en het gebruik van het trema en koppelteken (tweeën en auto-ongeluk) en in moeilijke gevallen woorden aan elkaar of los van elkaar (langeafstandloper, van tevoren).

Interpunctie

Leerlingen beheersen de meeste regels voor interpunctie.

Ze beheersen de meeste regels voor interpunctie, inclusief de hoofdletters bij eigennamen en directe rede.

Ze beheersen alle regels voor interpunctie, inclusief komma’s en dubbele punten.

 

Printversie Tussendoelen Spelling en interpunctie